S - Start lijn

E - Einde lijn

C - Sluit lijn

CONT - Vervolg lijn

V - Vertikale offset

SO - Stop offset

BL - Horizontale offset

B - Start boog

RPN - Punt terugroepen van...

CPN - Punt verbinden naar...

RECT - Rechthoek

RT - Haaks links/rechts

X - Doorverlengen

CIR - Cirkel


Coderingen


Gecodeerde metingen bestaan uit lijncodes met stuurcodes voor lijnobjecten en puntcodes met parameters voor puntobjecten.

De te gebruiken codes worden opgeslagen in een Meet-codering.


Puntcodering


Een puntcodering bestaat uit een puntcode en eventueel parameters. Parameters worden direct achter de puntcode geplaatst, gescheiden met spaties.

Voor het meten van punten in het terrein gelden de volgende regels:

* Er mogen meer puntcodes tegelijk worden opgenomen in één meetregel;
* Een puntcode kan overal in de meetcode voorkomen, ook na een lijncode;
* In de attribuutvelden kan worden verwezen naar max 50 parameters per puntcode;
* Probeer te voorkomen dat puntcodes conflicteren met lijncodes, stuurcodes en para-meters.

een puntcode:

1006, 163176.9127, 443772.4612, 15.4517, SBM

een puntcode met parameters :

1006, 163176.9127, 443772.4612, 15.4517, SBM Eik 70
1006, 163176.9127, 443772.4612, 15.4517, STXT Laan der Techniek

teksten uit te lijnen in de richting

1006, 163176.9127, 443772.4612, 15.4517, STXT Laan der Techniek
1007, 163183.1913, 443776.7186, 15.4060, RP

lijncodering


Lijnen worden gemeten door middel van een lijncode en optioneel een lijnnummer en stuur-codes. Om een eenvoudige lijn te meten, hoeft in de Meetcoderingen editor alleen een lijn-code en een laagnaam worden ingesteld. Alle gemeten punten met deze lijncode worden samengevoegd tot één polylijn op de opgegeven laag.

Voor het meten van lijnen in het terrein gelden de volgende regels:

* Er mogen meer lijncodes tegelijk worden opgenomen in één meetregel;
* Een lijncode kan overal in de meetcode voorkomen, ook na een puntcode;
* Na een lijncode kan optioneel een numerieke lijnnummer worden geplaatst, deze komt direct achter de lijncode.
* Na een lijncode kan optioneel een stuurcode worden geplaatst met een spatie tussen lijncode en stuurcode.
* Probeer te voorkomen dat lijncodes conflicteren met puntcodes, stuurcodes en para-meters.

Een voorbeeld met de lijncode LBB dat een lijn tekent op een bebouwingslaag:

1001,110032.2369,380024.1663,2.7800,LBB
1002,110056.6509,380053.2611,2.9600,LBB

De punten 1001 en 1002 worden verbonden door een lijn.

Om onderscheid te kunnen maken tussen meerdere lijnen van het type LBB kan een lijn-nummer worden opgegeven. Alle lijncodes met dit lijnnummer worden dan als aparte lijn beschouwd en aan elkaar gekoppeld door een polylijn.

Een voorbeeld met de lijncode LBB1 en LBB2, ook al worden ze niet in volgorde gemeten:

1001,110032.2369,380024.1663,2.7800,LBB1
1002,110056.6509,380053.2611,2.9600,LBB2
1003,110057.1789,380031.5208,3.0100,LBB1
1004,110032.6437,380051.5866,2.8600,LBB2

Dit resulteert in twee lijnen van het type bebouwing.

Stuurcodes


Lijnen kunnen worden gestuurd door het gebruik van een stuurcode.

Stuurcodes worden achter de lijncode geplaatst met een spatie als scheiding.
Stuurcodes kunnen eventueel zijn voorzien van één of meer waarden.

Start lijn



Geef de code S op om een nieuwe lijn te beginnen.

Een voorbeeld met de lijncode LBB1. Vanaf punt 1003 zal een nieuwe lijn worden gestart.



1001,110032.2369,380024.1663,2.7800,LBB1
1002,110056.6509,380053.2611,2.9600,LBB1
1003,110057.1789,380031.5208,3.0100,LBB1 S
1004,110032.6437,380051.5866,2.8600,LBB1

Einde lijn


Geef de code E op om een lijn te stoppen. Een eventueel volgende lijncode met gelijke lijn-nummer of zonder stuurcode B wordt automatisch een nieuwe lijn.

Een voorbeeld met de lijncode LBB1. Vanaf punt 1003 zal een nieuwe lijn worden gestart omdat de openstaande lijn gestopt wordt bij punt 1002.

1001,110032.2369,380024.1663,2.7800,LBB1
1002,110056.6509,380053.2611,2.9600,LBB1 E
1003,110057.1789,380031.5208,3.0100,LBB1
1004,110032.6437,380051.5866,2.8600,LBB1

Vervolg lijn

Geef de code CONT op om een lijn te vervolgen die al gestopt is.

Een voorbeeld met de lijncode LBB1. Vanaf punt 1002 zal een nieuwe lijn worden gestart.



1001,110032.2369,380024.1663,2.7855,LBB1
1002,110067.9316,380036.7450,2.9623,LBB1 E
1003,110060.9809,380050.5180,2.9681,LBB1 C
1004,110032.6437,380051.5866,2.7599,LBB1

Sluit lijn naar beginpunt



Geef de code C op om een lijn te sluiten.



1001,110032.2369,380024.1663,2.7855,LBB1
1002,110067.9316,380036.7450,2.9623,LBB1
1003,110060.9809,380050.5180,2.9681,LBB1
1004,110032.6437,380051.5866,2.7599,LBB1 CLS

Verticale offset



Een verticale offset kan worden gebruikt bij 3D metingen waarbij exact onder een gemeten lijn een tweede lijn gemeten moet worden. Dit kan bijvoorbeeld gebruikt worden om een bovenzijde muur boven maaiveld te meten.

De stuurcode V heeft een afstandsmaat nodig direct achter de stuurcode. Een positieve maat ligt boven het gemeten punt, een negatieve maat ligt onder het gemeten punt.

Een voorbeeld met de lijncode LBRK1 met een verticale offset naar beneden. Elk punt heeft een eigen afstand.



1001,110032.2369,380024.1663,2.7855,LBRK1 V0
1002,110044.0449,380029.3178,2.9623,LBRK1 V-0.9
1003,110058.2126,380039.6741,2.9681,LBRK1 V-1.2
1004,110070.5437,380048.7194,2.7599,LBRK1 V-0.6

Er worden twee lijnen getekend, allebei met de lijncode LBRK1. De tweede lijn ligt op elk knooppunt zoveel lager als opgegeven bij dat punt. Indien geen stuurcode wordt opgegeven dan zal de verticale offset van het vorige punt worden overgenomen.

1001,110032.2369,380024.1663,2.7855,LBRK1 V0
1002,110044.0449,380029.3178,2.9623,LBRK1 V-0.9
1003,110058.2126,380039.6741,2.9681,LBRK1
1004,110070.5437,380048.7194,2.7599,LBRK1 V-0.6

In bovenstaande meetregels zal de verticale offset op punt 1003 gelijk zijn als bij 1002. Pas bij 1004 zal de verticale offset naar -0.6 gaan.

Stop offset

Een verticale offset gaat door tot deze expliciet wordt gestopt met de stuurcode SO of tot de huidige lijn wordt afgesloten.

1001,110032.2369,380024.1663,2.7855,LBRK1 V0
1002,110044.0449,380029.3178,2.9623,LBRK1 V-0.9
1003,110058.2126,380039.6741,2.9681,LBRK1 SO
1004,110070.5437,380048.7194,2.7599,LBRK1

Op de meetregel waar de verticale offset gestopt wordt, zal de verticale lijn eindigen. Als voorafgaand aan deze stuurcode geen nieuwe offsetmaat wordt gegeven dan zal de hoogte worden overgenomen van het vorige punt.

1001,110032.2369,380024.1663,2.7855,LBRK1 V0
1002,110044.0449,380029.3178,2.9623,LBRK1 V-0.9
1003,110058.2126,380039.6741,2.9681,LBRK1 V0 SO
1004,110070.5437,380048.7194,2.7599,LBRK1

Hierboven zal de verticale lijn op punt 1003 eerst naar een verticale offset van 0 gaan en daarna stoppen.

Lijn offset

Om een lijn zowel horizontaal als verticaal te offsetten, kan gebruik worden gemaakt van de stuurcode BL om een volledige lijn offset te maken. Deze stuurcode verwacht direct achter de stuurcode de lijncode plus lijnnummer van de te offsetten lijn. De offset hoeft niet te worden getekend op de laag van de oorspronkelijke lijn. Het punt dat gemeten wordt is bepalend voor de horizontale en verticale afstand.

1001,110032.2369,380024.1663,2.7855,LBRK1
1002,110044.0449,380029.3178,4.8751,LVH1 BLLBRK1
1003,110049.9071,380023.2707,2.8873,LVH2 BLLBRK1
1004,110045.7318,380039.6741,2.9681,LBRK1
1005,110056.8338,380048.7194,2.7599,LBRK1

Er moet minimaal al één punt gemeten zijn van de lijn die wordt geoffset. De lijn met de opgegeven lijncode en lijnnummer die het dichtst bij het gemeten punt ligt, wordt geoffset.
Met de stuurcode BL met direct daarachter de verwijzing LBRK1 zal een horizontale en ver-ticale offset worden gemaakt van LBRK1 en worden geplaatst in de laag die hoort bij lijncode LVH.

Deze code is ideaal om bijvoorbeeld voorkant band volledig te meten en de achterkant band en achterkant voetpad te meten door één offsetpunt.

Het is ook mogelijk om de offsetlijn aan te sluiten op een eerder gemeten punt van deze lijncode en verder meten met nieuwe punten na deze lijn.



Hierboven is te zien dat de lijn die door punt 1003 is geoffset, automatisch aansluit op punt 1002. Op punt 1006 kan de offset lijn worden vervolgd met stuurcode C (verder gaan). Het worden nieuwe polylijnen.

Punt terugroepen van...

Een eerder gemeten punt wordt teruggeroepen voorafgaand aan het verder meten van een nieuwe lijn. Direct achter de stuurcode RPN wordt het puntnummer geplaatst van het ge-wenste punt. De nieuwe lijn wordt eerst door dit teruggeroepen punt getekend en daarna pas door de locatie die op de huidige meetregel is gemeten.

1001,110021.3299,380012.6579,2.6941,LBRK1
1002,110032.2369,380024.1663,2.7855,LBRK1
1003,110045.7318,380039.6741,2.9681,LBRK1
1004,110056.8338,380048.7194,2.7599,LBRK1
1005,110072.8062,380056.2812,2.8873,LBRK1
1006,110051.3981,380022.5995,4.8751,LVH1 RPN1003
1007,110069.8680,380011.2332,5.4458,LVH1

De lijn LVH1 wordt dus door punt 1003, 1006 en 1007 getekend. Dezelfde vorm was ook gemaakt als op punt 1003 eveneens een lijncode LVH1 was gemeten, zoals in onderstaand voorbeeld. Maar soms weet je pas later tijdens het meetproces of je moet aansluiten op een eerder gemeten punt.

1001,110021.3299,380012.6579,2.6941,LBRK1
1002,110032.2369,380024.1663,2.7855,LBRK1
1003,110045.7318,380039.6741,2.9681,LBRK1 LVH1
1004,110056.8338,380048.7194,2.7599,LBRK1
1005,110072.8062,380056.2812,2.8873,LBRK1
1006,110051.3981,380022.5995,4.8751,LVH1
1007,110069.8680,380011.2332,5.4458,LVH1

Punt verbinden naar...


Net zoals een punt teruggeroepen kan worden en voorafgaand aan de huidige locatie wordt geplaatst, kan ook na de huidige locatie de lijn worden verbonden naar een volgend punt met de stuurcode CPN gevolgd door het puntnummer.

1001,110021.3299,380012.6579,2.6941,LBRK1
1002,110032.2369,380024.1663,2.7855,LBRK1
1003,110045.7318,380039.6741,2.9681,LBRK1
1004,110056.8338,380048.7194,2.7599,LBRK1
1005,110072.8062,380056.2812,2.8873,LBRK1
1006,110000.7521,380056.3044,4.8751,LVH1
1007,110025.7952,380050.2146,5.4458,LVH1 CPN1003

Rechthoek

Een rechthoek kan worden gemeten met de stuurcode RECT door drie punten of door twee punten met een afstandsmaat.

1001,110021.3299,380012.6579,2.6941,LBRK1
1002,110043.2074,380040.2419,2.7855,LBRK1 RECT
1003,110057.3182,380019.1787,2.9681,LBRK1 RECT

Bovenstaande meting resulteert in een parallelle vorm omdat punt 1003 niet haaks uit punt 1002 ligt.

In plaats van een derde punt kan ook een afstandsmaat worden opgegeven.
Een negatieve maat wordt linksom getekend,
een positieve maat rechtsom.



1001,110021.3299,380012.6579,2.6941,LBRK1
1002,110043.2074,380040.2419,2.7855,LBRK1 RECT10.50

Een rechthoek meten door twee punten zonder afstandsmaat wordt als vierkant getekend waarbij de maat tussen de twee gemeten punten naar rechts (positieve maat) wordt om-gezet.


Na het tekenen van een rechthoek wordt de lijn als gesloten beschouwd en kan hetzelfde lijnnummer opnieuw worden gebruikt voor een nieuwe lijn.


Haaks links/rechts


In een gemeten lijn is het mogelijk om met de stuurcode RT lijnen bij te coderen met een haakse hoek naar links of rechts. Deze stuurcode kan meerdere afstandsmaten bevatten en daarom dienen deze telkens met spaties gescheiden achter de stuurcode te worden op-genomen.


1001,110021.3299,380012.6579,2.6941,LBRK1
1002,110043.2074,380040.2419,2.7855,LBRK1 RT 25.0 -17.50 -20.37

Na de bijcodering kan met deze lijn verder worden gemeten. Het is ook mogelijk om de lijn te sluiten door achter de afstandsmaten de stuurcode te gebruiken om een lijn te sluiten.

1001,110021.3299,380012.6579,2.6941,LBRK1
1002,110043.2074,380040.2419,2.7855,LBRK1 RT 25.0 -17.50 -20.37 CLS

Deze stuurcode is ideaal om gebouwen rond te meten. Het is dan niet nodig om elk hoek-punt aan te richten maar volstaan twee punten plus de meetbandmaten. Let wel goed op de richting door de positieve en negatieve maten!

Doorverlengen



Een lijn kan verlengd worden met de stuurcode X waarbij een maat wordt opgegeven. Een positieve maat zal de lijn verlengen, een negatieve maat zal de lijn inkorten. De opgegeven maat is de horizontale maat, dus bij het verwerken naar 3D lijnen zal de lijn langer worden dan de opgegeven maat.


1001,110021.3299,380012.6579,2.6941,LBRK1
1002,110043.2074,380040.2419,12.7855,LBRK1 X10.0
1003,110040.8293,379997.8673,2.6941,LBRK2
1004,110062.7067,380025.4513,12.7855,LBRK2 X-10.0

Na de doorverlenging kan de lijn vervolgd worden door nieuwe punten te meten met deze lijncode.

Start boog

Een lijn kan worden voorzien van bogen. Om een boog te construeren zijn drie punten nodig. Alleen het eerste punt van de boog hoeft worden voorzien van de stuurcode B. De twee punten erna met dezelfde lijncode worden gebruikt om de boog te construeren.


1001,109996.5565,379989.2113,2.6941,LBRK1
1002,110021.3299,380012.6579,2.7258,LBRK1 B
1003,110031.6180,380019.5704,2.8941,LBRK1
1004,110056.0342,380022.4928,2.6941,LBRK1
1005,110101.9859,380010.5556,2.4790,LBRK1

Het derde punt van de boog kan zelf ook weer een beginpunt van de volgende boog zijn. Het is dus geen probleem om dat derde punt te voorzien van de stuurcode voor een boog.

Indien de meting wordt verwerkt naar 2D dan zal de boog in de polylijn zijn opgenomen als boogelement. Als de meting wordt verwerkt naar 3D, dan zal de boog worden verdeeld in kleine rechtstanden waarbij het hoogteverloop uit de drie punten evenredig wordt verdeeld tussen startpunt en middenpunt, en tussen middenpunt en eindpunt.

Cirkel


Cirkelvormige objecten kunnen worden gemeten met de stuurcode CIR door drie punten, door twee punten of door één punt met opgave van de straal.

1001,109996.5565,379989.2113,2.6941,LBRK1 CIR
1002,110036.0286,379982.2849,2.7258,LBRK1 CIR
1003,110031.6180,380019.5704,2.8941,LBRK1 CIR

1004,110110.5937,379961.2489,2.6941,LBRK2 CIR
1005,110123.4111,380003.8337,2.4790,LBRK2 CIR


1006,110186.1920,379967.7346,3.1287,LBRK3 CIR17.50


Bij de eerste en laatste vorm is de lijn afgesloten als de cirkel is getekend en kan het lijn-nummer opnieuw worden gebruikt. Bij de tweede vorm wordt doorgezocht of er nog een derde punt met het lijnnummer is gemeten. Bij het meten van deze vorm is het aan te bevelen om het lijnnummer niet opnieuw te gebruiken.




Commentaar voor de verwerker

De landmeter kan op de meetregel commentaar opnemen met de stuurcode "/". Alles achter dit teken zal de verwerker op de Palette zien onder het onderdeel Meldingen. De commen-taar zelf zal in de situatietekening niet terugkomen en kan ook niet als attribuutwaarde wor-den gebruikt.

1001,109996.5565,379989.2113,2.6941,SBM /Slecht zicht, kan afwijken


De verwerker zal in de Palette zien dat bij een gemeten punt het commentaar "Slecht zicht, kan afwijken" is gemeten. Door dubbel te klikken op de melding kan worden ingezoomd op deze locatie.